De Harderwijker 19 februari 1924
De Vaargeul.
Wijze:
Ik ben een marketenster van het Regiment.
Hier vlak voor onze haven,
Daar ligt een nare bank;
Bij schippers en bij visschers
Heeft zij een nare klank.
De burgers en de boeren,
Zij zeggen: “Weg er mee,
Zoodat we kunnen komen
In ruime, open zee”.
“Een Vaargeul moet er komen”,
Zegt Rijke, wie doet mee?
Kom, samen aan het graven,
“Vaargeultjes” bij de thee,
Na afloop een “Vaargeul” rooken,
Dan brengt “Jan Pieters Coen”
Een lading pepernoten
Of pisang of Citroen”.
De Engelschen, de Fransoozen
En Amerikaan staan paf,
Dat Thomasvaer ons zoo iets
In enk’le maanden gaf.
En Pieternel zegt spottend:
“Dit Panamakanaal
Is hier tot stand gekomen,
Maar zonder groot schandaal”.
Nu rijzen weer de torens
Van ’t oude Harderwijk;
Het geld gaat weer aan ’t rollen
Bij booten vol teg’lijk.
In plaats van leege straten
En een verlaten Herderwijk,
Staat in historiebladen:
Dat was Kempers tijd!
H.
Uit het boek Van Zevensnor en Stekelbaarzenbloeden
Andere treffelijke rijmen.