Die dag…..in mei.
In deze eerste dagen van mei heb ik voor mijn gedicht speciaal aan de Joodse mensen gedacht die in de oorlog werden weggevoerd. Zij waren burgers van de stad, in d’aller grootste nood, en werden door de duitse rat afschuwelijk gedood.
De zon scheen
en de lucht was blauw,
de bloemen rood en geel;
over de velden
en ’t struweel lag ongerept de dauw.
Een leeuwerik klom
In bogen wijd,
De hemel tegemoed,
En bracht
Van duisternis bevrijd,
Zijn jubbelende groet.
Het werd een feest
Een lentefeest,
Zoals men denken zou;
Maar wat men voor lang
Had gevreest,
Werd dit de dag van rouw.
Want waar de zon
In ’t schoonst gewaad,
Zijn glorie tocht begon,
Verscheen de supermacht
Van ’t kwaad
En kende geen pardon.
Het werd toen nacht,
Diepdronk’re nacht,
De heelevaart ving aan,
Miljoenen werden
Omgebracht –
Wie zal dit ooit verstaan?
‘k Zie u nog gaan,
Mevrouw Philips,
Gevangen door het kwaad,
Uw dochter Bets,
Uw zoon Frits –
De redding kwam te laat.
Familie Hets,
En Zeeg de Jood,
Sara en Abraham –
Geen was er
Die een schuilplaats bood,
Of die Aäron nam.
De tranen die
Toen zijn geschreid,
Zijn nimmermeer gedroogd,
U reste slechts
Rampzaligheid,
Wat gij ook had gepoogd.
Dwaal ik nu
Door de oude stad,
Of buiten langs de muur,
‘k weet dat gij dit
Hebt lief gehad,
Tot aan uw laatste uur.
Gesloten achter prikkeldraad,
Ontrecht en wreed gedood –
En wij…verbijsterd
Door dit kwaad,
Voor eeuwig uw deelgenoot.
K. Jansen.