Gedicht uit 1928.
Cet animal est bien méchant
Quand on l’ attaque il se défend.
’t Was weer ouderwetsch gezellig
In den Harderwijker Raad;
Ze boomden over een centenkwestie
En ’t ministerte van Waterstaat.
“Laat de minister maar niet hooren
Wat men heden hier besprak
Want dan houdt zijn Excellentie
Misschien de duiten in zijn zak,”
Zoo sprak één der vroede vaad’ren
Maar een ander hield zich groot:
“ Zeg maar vrij, wat je wilt zeggen
De minister is geen Jood!”
“ Een kwajongen?” denkt ge, lezer
Sprak wat hier te lezen staat
Mis! ’t Was heusch een Edelachtbaar
Medelid van onzen Raad.
Als een Jood dan verontwaardigd
Dergelijke taal bestrijdt
Wel, dan noemt hij dat heel leukjes
“ Bekende overgevoeligheid”.
Want hij vindt de Joden ijverig
Respectabel en zoo voort
“ Houdt je honig en je angel!”
Zegt het oude Joodsche woord.
d. J.