Ingebeelde ziekte
’t Was winter, ’t vroor verbazend hard,
’t Was buiten koud en guur
En Hendrik Jan zat met z’n vrouw
Den heelen bij het vuur
“Die koude Noorderwind”, sprak hij,
“Is slecht voor rheumatiek.
“Zet ik één voetstap buiten de deur,
“Dan voel ik mij al ziek.
“De wind is nu al maanden Noord,
“Als die niet draaien gaat,
“Dan zet ik, hoe ik ook verlang,
“Geen voetstap meer op straat”.
De weken kropen langzaam om,
De wind bleef steeds maar Noord.
En wou die gure hoek niet uit.
’t Was waarlijk ongehoord.
Het voorjaar kwam al in het zicht,
Maar Hendrik Jan bleef thuis.
“Och, sloeg die wind toch eind’lijk om,
“die kou is toch een kruis”.
Het weerbericht in ’t ochtendblad
Dat had het altijd mis:
Hoe kon de wind nu zuidelijk zijn,
Als die pal Noord’ lijk is.
De voorjaarszon kreeg alweer kracht,
Maar Hendrik Jan zei:”Neen”.
Hij ging die Noorderwind niet in,
Hoe fijn de zon ook scheen.
De zomer kwam en toch wou hij
Nog niet uit wandelen gaan.
Hij voelde pijn in borst en rug,
De Noordenwind hield aan.
Toen er een hittegolfje kwam,
Keek hij door ’t raam omhoog.
En dacht,” ’k wou, dat die torenhaan
Pardoes naar ’t Zuiden vloog”.
Het werd nog heeter en zijn vrouw
Zei: “Ga toch wand’len man,
Je zit den heelen zomer thuis,
Je wordt er mager van”.
Maar koppig als hij altijd was,
Bleef hij bij zijn besluit.
Hij ging er dood aan, dus ging hij
Bij Noorderwind niet uit.
’t Werd smorend heet, het raam moest los,
Hij stak zijn hoofd er door.
Toen trof er, voor het eerst sinds lang,
Een vreemd geluid zijn oor.
“Wat was dat vrouw?”, vroeg hij verbaasd,
“Och man, je hoort de trein”,
“Als ik die duid’lijk hoor dan kan
De wind niet Noord’lijk zijn”.
Toen nam hij vlug een wollen das
En sloeg die om zijn nek,
Al stond dat bij zoo’n hittegolf
Toch wel een beetje gek.
Toen ging hij in de buitenlucht,
En hij besefte, dat
De torenhaan der nieuwe kerk
Hem beetgenomen had.
“Wist jij, dat”,sprak hij tot zijn vrouw,
Genietend van de zon
“De haan der Gereformeerde kerk,
Sinds lang niet draaien kon”.
K.